Redactioneel
Als hoofdredacteur van Tijdschrift Taal mag ik voor ieder nummer een redactioneel schrijven. Voordat ik daarmee begin, vraag ik mezelf altijd af: ”Wat speelt er in de wereld van het taalonderwijs?”
Op dit moment speelt er veel, heel veel! Van alle kanten vliegen de problemen om onze oren. Zoals de zorgen die de Onderwijsraad in de publicatie Taal en rekenen in het vizier bij elkaar heeft gebracht en geclusterd heeft in vijf probleemfactoren. Laat ik ze hieronder even opsommen:
- Er zou binnen het taalonderwijs onvoldoende aandacht zijn voor de domeinen kennis van taal, fictie en literatuur. Daarnaast zien we dat het taalonderwijs wordt verkaveld in allemaal losse onderdelen en daardoor wordt de samenhang gemist.
- Het taalonderwijs schiet op een aantal onderdelen tekort, waardoor leerlingen niet optimaal worden gestimuleerd. Er is onvoldoende verbinding met kennisopbouw en als deze er wel is, wordt er te veel aandacht besteed aan oppervlakkige betekenis van losse woorden en te weinig aan context en verdieping.
- Initiële pabo´s en tweedegraads lerarenopleidingen hebben ook een aandeel in die tekortkomingen. Zo behaalt een aanzienlijk deel van de studenten een diploma, terwijl de lerarenopleiders hen qua eigen taalvaardigheid en vakdidactische vaardigheden op onderdelen eigenlijk niet startbekwaam achten. Ook geven de opleiders aan dat niet alle onderdelen van taal voldoende aandacht krijgen in het curriculum.
- Ook ná de initiële opleiding is het belangrijk dat leraren zich blijven professionaliseren. Echter, de omvang van de gewenste professionalisering blijkt beperkt en de aanpak onvoldoende effectief, omdat deze versnipperd en niet voldoende ingebed is op alle niveaus in een school.
- Als laatste blijkt dat veel van wat uit wetenschappelijk onderzoek bekend is over effectief taalonderwijs de praktijk niet of nauwelijks bereikt en dat de ervaringen uit dagelijkse praktijk een te geringe rol spelen in de focus van het wetenschappelijk onderzoek.
Dat is nogal wat! Maar gelukkig formuleert de Onderwijsraad ook enkele aanbevelingen om deze problemen aan te pakken.
In het kort: er moeten landelijke einddoelen en niveaus vastgelegd worden, taal moet meer verankerd worden in andere vakken en leergebieden, er moeten hoge eisen gesteld worden aan de uitstroom van de lerarenopleidingen en leraren moeten zich blijvend professionaliseren. Stuk voor stuk zaken die serieuze aandacht verdienen.
Maar ik zie ook mooie initiatieven om me heen ontstaan. Zo wordt er gewerkt aan nieuwe kerndoelen, wordt wetenschappelijke kennis verzameld en verspreid en optimaliseren opleidingen en scholen hun curricula en het vakdidactisch handelen van de opleiders en leraren.
Toch doe ik nog een oproep. Laten we ervoor zorgen dat al deze mooie initiatieven geen druppels worden op een gloeiende plaat. We hebben nu echt een flinke langdurige taal-tsunami nodig. Een vloedgolf waarin we gezamenlijk (scholen, opleidingen, universiteiten, begeleidingsdiensten, uitgeverijen, etc) op alle niveaus dezelfde inhoudelijke focus hebben, elkaar ondersteunen, aanvullen en vooral in verbinding met elkaar op grote schaal het taalonderwijs optimaliseren. Alleen dan kan het ongunstige tij gekeerd worden.
Van de redactie,
Mirjam Snel