Redactioneel 26
Tijdschrift Taal, nummer 26
Het is begin 2025. De start van dit nieuwe jaar markeert ook mijn start als hoofdredacteur van dit mooie tijdschrift. Net als de redactie van Tijdschrift Taal zet ik me graag in voor u als lezer met een groot hart voor taalrijk, verrijkend onderwijs. We leven in een wereld waarin het zoeken naar de nuance voorwaardelijk is om vreedzaam met elkaar en met de aarde te leven. Taal als sleutel tot communicatie, begrip en kennisverwerving is daarin cruciaal. Taal is dan ook het fundament in het onderwijs.
Taal, taalontwikkeling en taalonderwijs hebben altijd al mijn belangstelling gehad. Begin jaren negentig van de vorige eeuw (!) ging ik Nederlands studeren in Groningen. Ik genoot als scholier van mooie woorden en zinnen en dacht graag na over wat mensen zeggen, maar eigenlijk bedoelen; mijn taalantenne stond altijd wel uit. In Groningen ervoer ik, nog meer dan op de middelbare school, hoe de taal in de literatuur kan raken en roeren, maar het was vooral mijn fascinatie voor de generatieve taalkunde die toen ontsproot. Ik had nooit geweten dat je de anatomie van taal kon uittekenen en al helemaal niet dat je zelfs kon puzzelen met de atomen van de taal en daarbij ook nog eens de wereld aan talen uit kon leggen in één systeem. Ook vond ik het boeiend om te leren hoe kinderen hun taal ontwikkelen en hoe mensen en dieren de taal verwerken. Na mijn studie volgde ik de lerarenopleiding. Ik genoot van het lesgeven, maar ervoer ook dat het taalcurriculum op de middelbare school niet altijd de taalantenne van scholieren en hun liefde voor taal laat groeien (lees vooral de column van Wim Daniels in dit nummer). Ik verhuisde niet veel later naar Toronto, waar ik binnen de theoretische linguïstiek promotieonderzoek ging doen naar fonologische ontwikkeling van jonge kinderen. Na die tijd ging ik (inmiddels was ik lerarenopleider en docentonderzoeker) me weer meer interesseren voor taalonderwijs en taalstimulering ten dienste van de brede ontwikkeling van opgroeiende kinderen. En daarover is het laatste woord nog niet gesproken.
Er is een groeiende wetenschappelijke basis voor wat werkt in taalonderwijs (met taalonderwijs bedoel ik onderwijs in de domeinen Nederlands). Goed taalonderwijs kent weliswaar ingrediënten, maar is geen recept; het wordt in wezen steeds ter plekke met de doelgroep op een bepaald moment in de tijd gemaakt en het dient uiteindelijk de brede ontwikkeling. Taalonderwijs is altijd ingebed in een cultureel-maatschappelijke context, in een bepaalde tijd, en het manifesteert zich idealiter gedurende de hele schooldag. Over het ontwerpen en verzorgen van taalonderwijs ben je dus nooit uitgeleerd. Dat maakt het vakmanschap zo interessant en aantrekkelijk.
Ook in dit nummer (26) bieden we de lezer zicht op verschillende taalonderzoeken in het Nederlandstalig onderwijs.
Chiel van der Veen, Renske Bouwer & Marije van Braak presenteren een onderzoek naar dialogisch schrijven in de bovenbouw van het basisonderwijs.
Marloes Schrijvers en Claire Goriot presenteren een literatuurstudie naar het profiel van leesbevorderende leraren en de leescultuur in het primair en voortgezet onderwijs.
Jan T’Sas, Jozefien Janssens, Maarten De Beucker, Jordi Casteleyn presenteren de inzichten uit hun studie naar de opbrengsten van het boeiende project ‘Auteursresidenties’ in het secundair/voortgezet onderwijs.
Karen Heij deelt haar perspectief op toetsing in relatie tot taalonderwijs.
Anouk Middelkoop-van Erp, Anne van Buul en Linda van den Bergh presenteren hun casusonderzoek naar het inzetten van de thuistaal bij leesbevordering in groep 3.
Jan Berenst, Kees de Glopper en Tom Koole bespreken op basis van observaties van gesprekspraktijken aanknopingspunten om aan te sluiten bij en voort te bouwen op de argumentatieve praktijken van kleuters.
Tot besluit, als tijdschrift hebben wij een belangrijke rol te spelen in het verspreiden van kennis en het stimuleren van discussie. Ik kijk ernaar uit hieraan bij te dragen en verheug me op de samenwerking met de redactie en eindredacteur Piet Litjens, met uitgever Van Gorcum, en –last nut not least- met vele, toekomstige auteurs.